Afluisteren.

Ik kijk liever naar mensen dan dat ik naar ze luister. Maar als ik luister, dan het liefst naar conversaties in het openbaar vervoer. In een auto vind je afleiding in het gepraat op de radio, in trein en bus is dat niet nodig. Alle programma’s bevinden zich gewoon op de stoel achter je. Twee tieners delen heerlijk roddels over hun ‘vriendin’ Jessica. Twee semi-onbekenden voeren ongemakkelijke smalltalk. Er zijn genoeg frequenties die goed zijn voor je dagelijkse dosis entertainment.
Nog een voordeel: op de radio kun je van zender wisselen, maar in het openbaar vervoer word je gedwongen om te blijven luisteren. Of niet, want ja, het afluisteren van andermans gesprekken blijft toch een beetje asociaal.

Soms zijn m’n gedachten niet interessant genoeg om op te boksen tegen de gesprekken van vreemden

Het voelt slecht als ik me weer eens te goed doe aan een conversatie van vreemden. Privégesprekken zijn niet bedoeld voor de blonde smiecht in een stoel vóór hen. Zelf heb ik ook een hekel aan priemende blikken en gespitste oren indien ze overduidelijk op mij zijn gericht.
Kortom, eigenlijk vind ik dat ik mezelf moet dwingen om vermaak te zoeken in m’n eigen gedachten. Soms zijn m’n gedachtegangen echter simpelweg niet interessant genoeg om op te boksen tegen het aanbod dat zomaar m’n kant op komt. Soms is afdwalen van het afluisteren zelfs helemaal onmogelijk. Dan gniffel ik bij elke grap, denk ik diep na over de geopperde problemen en maak ik mentale notities van aanbevolen series. Dan ben ik één en al oor voor de beste radioshow ooit, die helaas bruut eindigt wanneer de gesprekspartners de bus uitstappen. Dan ben ik in één klap de frequentie van m’n favoriete radiozender kwijt. Moet ik het doen met minder leuke zenders, waarop alleen dom gelul klinkt. Voor die ellendige momenten heb ik altijd een kanaal achter de hand, m’n prehistorische iPpod Nano.