Ajuus.

Ik zag jullie oproep waarin jullie op zoek waren naar studenten die journalistieke ervaring willen opdoen. In deze mail zou ik graag mijn enthousiasme willen over brengen om een bijdrage te leveren aan het Hanzemag waarbij ik hoop mijn journalistieke ervaring te vergroten.’

Dit waren de openingszinnen van mijn sollicitatiebrief voor de functie van schrijver bij HanzeMag. Een onnodige eerste zin in een mailtje dat veel te formeel van toon was, hoofdredacteur Chris zal het ongetwijfeld als zaaddodend hebben ervaren. De bijgeleverde column bleek wel aan te slaan.
Op het moment zit ik in de bus naar Groningen. Een route waarop ik tientallen keren een column tikte. Tikté. Ja, dames en heren, uw roodbaardige geschiedenisstudent houdt ermee op. M’n eerste epistel ging over de universiteitsbibliotheek, nog vóór de verbouwing. November 2014, de hoofdredacteur beloofde me dat ze alles zouden publiceren, als het maar was geschreven in iets wat kon doorgaan voor de Nederlandse taal.

Technisch gezien ben ik nog steeds student, maar als ik alle spookverhalen moet geloven, ligt het mooie, beloofde land achter me

Inmiddels zijn we drie jaar en heel wat columns verder. Het voelt alsof ik de inleiding voor mijn eigen condoleance-register aan het schrijven ben, maar gelukkig is het allemaal iets minder dramatisch. Ik ben praktisch student af. Mits m’n bachelor-scriptie door de academische beugel kan, maar laten we positief blijven. Volgend jaar begin ik als het goed is aan mijn master. Technisch gezien ben ik nog steeds student, maar als we alle verhalen moeten geloven, ligt het mooie, beloofde land achter me. Bedankt voor alle vrijheid die ik als columnist heb gekregen en de ruimte waarin ik me kon ontwikkelen. Het is tijd om het stokje door te geven aan een nieuwe columnist die mag schrijven over zijn of haar studentenperikelen, dronken kotsbuien en gemoedelijke thuisthuisdorp. Ik heb nu vakantie. Als het na die tijd echt allemaal zo kut is, zullen jullie het op één of andere manier vast wel van me horen.