Beste onzekerheid.

Er is al veel gezegd over je, dat weet ik. Waarom je bent wie je bent. Sommige mensen zien je als excuus om mij af te vallen. Maar onze haat-liefdeverhouding is niet bedoeld om anderen een vrijbrief te geven waarmee ze jou kunnen afrekenen op wie je bent of op het feit dat ik iets met jou heb.
Ik ben heel trots op ons, jij en ik. Jij, m’n onzekerheid, houdt me bescheiden, je laat me vaak twee keer nadenken over iets waar ik anders impulsief op was ingegaan. Dat jij wordt aangesproken is een noodsignaal voor mij: via jou probeert men mij te bereiken. Maar als men iets tegen mij heeft, moeten ze meteen naar mij komen en niet jou aanspreken, zo makkelijk is het.

Als je er niet meer zult zijn, hoop ik dat je me steunt en begrijpt dat er voor jou geen plek meer is

Het maakt me wanhopig dat ik geen greep op je heb. Dat ik je niet kan vertellen wanneer je er juist moet zijn en wanneer niet. Daar komt nog bij dat men je ook vaak ziet wanneer je er niet bent.
Als je er niet meer zult zijn, wanneer ik mijn heil bij zekerheid vind, hoop ik dat je me steunt en begrijpt dat er voor jou geen plek meer is. Mensen zullen je vast nog weleens zien en dan denken aan mij en jou, maar dat hoop ik dan achter ons te laten.
Ik wil je verlaten omdat ik me in jouw aanwezigheid zo klein voel. Ik wil niet meer dat je mijn toekomst bepaalt. Ik wil niet meer dat men jou aanspreekt over mij. Ik wil niet dat anderen jou met mij in verband brengen.
Ik zal je niet missen als je er niet meer bent. Maar ik ben je wel dankbaar, want je hebt me sterker gemaakt, telkens wanneer je me dwarsboomde. Ik zal elke keer weten dat jij degene was die me leerde hoe ik met je moest omgaan. Dank je wel, onzekerheid, voor alles wat je deed en tot nooit meer ziens.