Covergirl.

Om optimaal gebruik te maken van mijn half jaar studievertraging (twee vakken herkansen in vijf maanden), gun ik mezelf de bezigheid van odd jobs. Voor één van die baantjes interview ik busreizigers van een bekende vervoersmaatschappij. Ik kom de meest uiteenlopende types tegen: baardmannen met een minachting voor kale kinnen, oude vrouwen die het internet wantrouwen, een meneer die beweert dat de AIVD achter de MH17-crash zit, een drugsdealer die onder geen beding wil worden geïnterviewd, maar geen bezwaar heeft tegen een praatje.

Als ik haar naam vraag, onthult ze een rij parelwitte tanden en antwoordt zachtjes: ‘Susanne’

Daar zit ze. Een mager, blond gevalletje dat graag bij de miljoenenloterij wil werken. Haar felle, azuurblauwe ogen kunnen iedere man moeiteloos verleiden, als die man maar van mager en blond houdt. Als ik haar naam vraag, onthult ze een rij parelwitte tanden en antwoordt zachtjes: ‘Susanne.’
Onwillekeurig moet ik denken aan een reclame die ik gisteravond op televisie voorbij zag komen. Het was een spotje van het World Food Programme, waar kraakhelder in beeld werd gebracht hoe verrot de andere kant van de wereld is. Een moeder sleepte lusteloos een klein geraamte in beeld, alsof de noodhulp op die manier sneller zou komen. Waarschijnlijk was het haar kind. Ik vroeg me af of de cameraman hier stiekem een vinger in de pap heeft gehad. Ik kon moeiteloos de botten onder de huid van het jongetje tellen.

‘Je wordt namelijk alleen maar gevraagd voor dat soort dingen als je echt heel, heel erg knap bent!’

‘Je weet wel’, zegt ze ‘zo iemand die het koffertje vasthoudt.’ Verder op haar ambitielijst staan een loopbaan als model voor Victoria Secret en Playboy-bunny. (Koffermeisje of covergirl, de lat lager leggen kan altijd nog.) Ik vertel haar maar niet dat Mr. Hefner een paar dagen geleden is overleden. Zonder gêne en bijster aandoenlijk doet Susanne uit de doeken dat ze als kind altijd met haar zusje naar de spelshow keek. Haar zus had zich vergaapt aan het stralend blonde haar van Linda de Mol, haar soepele glimlach en charmante manier van doen. Zijzelf had echter alleen oog voor de dames op de trap gehad. Daar stonden ze met een onbreekbare glimlach en ijzeren statuur op de trap. Fonkelend wachtten ze tot hun nummer werd geroepen. Als het moment daar was zouden ze, lieflijk als altijd, het koffertje openen en de inhoud tonen.
‘Je wordt namelijk alleen maar gevraagd voor dat soort dingen als je echt heel, heel erg knap bent!’, bezweert ze me. Ik knik en schrijf haar woorden ijverig in een kladblok. Wie ben ik om haar tegen te spreken?
In de korte tijd dat ik op deze aardkloot rondloop heb ik geleerd dat iedereen zijn eigen plek kent in het rad des tijds, of het nu de schoot van je moeder is waar je sterft van de honger, of de showbizztrap van de miljoenenloterij. Ik verdrink nog één keer in het azuur van haar blauwe ogen, bedank haar voor de moeite en loop weg. Dit interview zal ik nooit inleveren.