Cupido.

Valentijnsdag. Een commerciële dag die weinig met liefde te maken heeft. Tenminste, dat is hoe ik er nu tegen aan kijk. Vroeger was dat wel anders. Zo meen ik me vaag te herinneren dat ik ooit als zesjarige een tekening heb gemaakt voor mijn vlam. Op de tekening stonden twee dinosauriërs met tussen hen in een groot hart. Ja, ook toen was ik al een romanticus. De tekening liep uit op een schertsvertoning en resulteerde niet in wederzijdse liefde, maar in een post-traumatisch stresssyndroom. Waarschijnlijk heeft dit ertoe geleid dat mijn tekeningen nog steeds van hetzelfde niveau zijn als die van een zesjarige, maar dat is weer een heel ander verhaal.

Ondanks dat ze duur en nep waren, vonden de rozen gretig aftrek

Mijn afkeer voor Valentijnsdag werd groter naarmate de jaren vorderden. Mijn moeder hamerde er elk jaar op dat het niets meer was dan een verzonnen, commercieel, Amerikaans fenomeen en dat het beslist niet de bedoeling was om daaraan mee te doen.
Op de middelbare school deden voor mij de rode rozen hun intrede als middel om je liefde voor iemand kenbaar te maken. Waren de rozen in mijn eerste twee jaren als middelbaar scholier nog echt, in het derde jaar stapte ik over op neppe plastic rozen. Dit omdat de echte rozen te veel rommel zouden geven. Ach, het gaat om de gedachte.
Ongeveer een week voor 14 februari werden de rozen tegen veel te hoge prijzen te koop aangeboden. Ondanks dat ze duur en nep waren vonden ze gretig aftrek. Elke pauze stond er een enorme rij scholieren. Klaar om de overpriced rozen te kopen. Opvallend was dat ongeveer tachtig procent van de kopers van het vrouwelijk geslacht was. Later, op Valentijnsdag zelf, werd duidelijk hoe de vork in de steel zat. De meiden bleken rozen voor elkaar te kopen, #justgirlythings. Een fenomeen dat ik nooit echt begrepen heb, maar ik ben dan ook een man.
De afgelopen jaren gleed 14 februari redelijk stilletjes langs mij heen. De lessen van mijn moeder stevig in mijn achterhoofd houdende, was ik afgelopen zaterdag dan ook bijna vergeten wat voor dag het was. Totdat ik die avond mijn laatste boodschappen had gedaan. Toen ik naar buiten liep, vielen mij twee dingen op. De bloemist naast de supermarkt was uitzonderlijk vrolijk en de dakloze man was uitzonderlijk miserabel. De dakloze man staat er vaker en houdt een daklozenkrant vast. Hij begroet iedereen met een vriendelijke hallo, maar laat nooit merken dat zijn krant te koop is. Wanneer ik er dit keer langs loop, zegt de man niks. Zijn blik is gefocust op de vrolijke winkelier die zijn bloemen naar binnen brengt. Een vlaag van weemoed overspoelt me en op de één of andere manier hoop ik voor de dakloze man dat 14 februari hem wel gunstig gezind is. Dat Cupido maar een grote pijl in zijn reet mag schieten.