De ridder op de witte fiets.

Toen ik afgelopen weekend rond een uurtje of half zeven in de ochtend door de straten van Utrecht liep, bevond ik me ineens in de nabijheid van een opmerkelijk vermakelijk schouwspel. In mijn gezichtsveld stond een man van een jaar of 23 tegen de spijlen van een hek aan geleund, half op zijn fiets. Aan de andere kant van het hek stonden een andere man, waarschijnlijk een vriend van de eerste, en een vrouw die haar fiets op slot zette.
‘Hé, Laura, wel rustig aan doen, hè!’

Hij kende Laura eigenlijk veel beter dan zij zichzelf, hij bewonderde haar tot in z’n genen, wilde alleen haar

De zin raakte me. Tal van theorieën schoten door m’n hoofd over wat de man nou echt zei, wat hij bedoelde. Wilde hij echt dat Laura het rustig aan deed? Hoopte hij dat ze zijn vriend spaarde en niet met kettingen aan bed vastbond om vervolgens als een volmaakte acrobaat haar lichaam te laten dansen terwijl de zon achter de Dom opkwam? Was het misschien een bezorgde waarschuwing geweest? Of een smeekbede wellicht, een wanhoopskreet? Dat hij Laura eigenlijk veel beter kende dan zij zichzelf, dat hij haar tot in haar genen bewonderde en eigenlijk niets liever wilde dan met haar zijn?
Het lag aan de toon waarop hij de zin had uitgesproken. Uiteindelijk kon ik niet anders concluderen dan dat het het laatste moest zijn geweest, een wanhoopskreet. Hij had geklonken als een man die heeft verloren, maar de blessuretijd aangrijpt om alsnog op een gelijkspel te komen.
‘Rustig aan doen, hè!’
Dit was ijdele hoop geweest uit de schorre keel van de voetballer die een versierde penalty claimt om alsnog een kans te krijgen om de 2-2 binnen te schieten. Onverdiend misschien en zeker tegen de verhouding in, maar zo vreselijk hard en lang voor gewerkt…
Zo vol vuur. Misschien was Laura wel zijn jeugdliefde, misschien zijn quarterlife-liefde. Zat hij naast haar tijdens de colleges anatomie terwijl hij via de reflectie op het beeldscherm van z’n laptop haar lichaam in zich opnam, analyseerde, bewonderde, aanbad. Misschien dat zij dacht dat ze toevallig dezelfde studie deden, maar voor hem was zij het studie-object: Lauraologie.

Glimlachend haalde ze haar hand door haar blonde haar, hij wist: ze geeft me een kans!

Hoe dan ook stond hij daar, verlaten en verloren aan het hek gekluisterd als een Syriër bij een voedseluitdeelpunt in Hongarije. Vanaf zijn stalen ros keek de ridder toe hoe zijn jonkvrouw haar ranke gazelle vastketende en zich omdraaide, een hand door haar blonde haar haalde en hem glimlachend aankeek: strafschop.
Hij zag dat de scheids hem een penalty meegaf. Een kans.
Glimlachend hief Laura haar hand op als een scheidsrechter, ze opende haar mond.
‘Hé, Frits.’
De aanloop.
‘Dankjewel voor het meefietsen.’
De trap.
‘Ik ga nu naar binnen, ik zie je volgende week.’
Gestopt.
‘Slaap lekker!’
Klemvast.
Met een ferme duw zette hij zich af van de spijlen en vervolgde de rit naar zijn ongetwijfeld lege bed. De ochtend in na een nederlaag, de ochtend na een verloren avond. Volgende week, zo probeerde hij zijn wankelende gemoed met nieuwe hoop te stutten… volgende week is er weer een wedstrijd.
Frits heeft half geen idee hoe romantisch hij is.