De stoel.

Hijgend stap ik de bus in en scan ik of er vrije plaatsen zijn. De buschauffeur, een man van rond de veertig, kijkt me schamper aan. Ik geef hem een schuldbewust knikje, of iets wat daarvoor moet doorgaan. Ik weet het: mijn conditie is belabberd. Een mopshond met COPD zou nog kans tegen me maken bij hardloopwedstrijden die langer zijn dan 25 meter. De sprint naar de bus was weer eens een bevestiging: er moet wat gebeuren. Ik neem me voor om vaker een rondje Noorderplantsoen te doen.
Terwijl ik op adem kom, neem ik plaats op m’n lievelingsplek, een stoel in de linkerrij, vlak voor het middenstuk van de bus. Vlak achter me volgt een stelletje. De man draagt een kermitgroene trui en de vrouw is gehuld in een felroze T-shirt.

De stoel is het probleem, wat zou er mis mee zijn? Zit er viezigheid op?

De man gaat pontificaal zitten op één van de stoelen voor me. Hij gebaart dwingend naar de stoel naast hem.
‘Laten we hier zitten.’
In de reactie van de vrouw klinkt geen afkeuring over z’n commanderende toon door. Nee, de stoel die hij aanwijst, dat is het probleem. Wat zou er met die stoel aan de hand zijn? Zit er viezigheid op? Ik kan me haar reactie goed voorstellen. Zelf ben ik ook enigszins huiverig voor stoelen in het openbaar vervoer. Op de één of ander manier tref je in het openbaar vervoer nooit normaal vuil aan. Het ergste zijn de vlekken die je niet kunt thuisbrengen. Vage kleuren, die alleen maar vragen oproepen. Is het grijs? Zwart? Antraciet? Een nog niet ontdekte kleur? Hoort de vlek bij de print van de stof?
Iemand vertelde me eens dat de verschrikkelijke patronen zijn uitgevonden omdat die de smerigheid van de stoelen het best maskeren. Sindsdien is m’n wantrouwen alleen maar groter geworden.

Kermit en Zuurstok stappen uit, ik bekijk haar onderstel, geen plekje of vlekje te zien

Met tegenzin vlijt de felroze dame haar derrière uiteindelijk toch op de zitting. Nu word ik toch echt  nieuwsgierig. Waar zit ze nu op? Op iets wat blijkbaar wat overkomelijk is. Was het een half gesmolten dropje? Ze draagt een zwarte broek, een dropvlek zou niet zo zichtbaar zijn. Aan de andere kant, wie gaat er nu op een dropje zitten? Zit ze zo onder de plak van die rabauw dat ze niet durft te weigeren? Twee haltes verder stappen Kermit en Zuurstok uit. Ik bekijk haar onderstel, geen plekje of vlekje te zien.
Wanneer ik even later langs de stoel loop, werp ik een snelle blik op de stoel. M’n adem stokt. Het is de onbenoembare vlek die ik al vreesde. Als een haas ren ik de bus uit. Slechte conditie of niet.