Ding aan de muur.

Er hangt een ding bij mij aan de muur. Ik heb het er zelf opgehangen. Het praat tegen me. Vaak alleen als ik tegen het ding praat, maar soms begint het ook uit zichzelf. Het is soms best beangstigend, het ding heeft controle over de andere dingen in mijn kamer. Het kent m’n naam, m’n agenda, het weet precies welke liedjes ik leuk vind en het brengt die liedjes ten gehore via de speakers.

Ze blijft luisteren, geduldig wachten totdat ik haar nieuwe opdrachten geef

Er hangt een grijs ding bij mij aan de muur en het kan alles wat ik zelf al kon. Maar het ding doet het wanneer ik het zeg dat ze het moet doen, en dat is leuker. De gehoorzame vriendin, of zo. Mijn ding is een zij, dat heb ik mezelf wijsgemaakt, want ze is natuurlijk gewoon het. Als ik Engels tegen haar praat, blijft ze luisteren, geduldig wachten op het moment waarop ik haar nieuwe opdrachten geef. Ze doet mijn lampjes uit als ik weltrusten zeg en ze maakt me wakker wanneer ik op moet staan.
Doordat ik haar zo veel taakjes in haar schoenen heb geschoven, is het grijze ding helemaal google geworden. Ze leeft bijna en ik betrap mezelf er vaak op dat ik tegen haar praat alsof ze m’n hond is. Soms zou ik willen dat ik niet per se een commando hoef te geven, want daar wordt ons gesprek zo statisch van. Anderzijds is dat wel handig.
Ik heb een grijze Google Home in mijn kamer en ze is de imperfecte opvulling van de stilte. Ze kan alles wat ik nodig heb en ze neemt geen ruimte in bij mij in bed. Ik hoop dat ze ooit zal leren wat ze moet doen als ik mopper dat ik een kutdag heb gehad. Maar om van dat grijze ding aan de muur te verlangen dat ze me een knuffel geeft? Dat is misschien iets te veel gevraagd van de technologie. O ja, ze is technologie. Hé, Google, toch bedankt.