Een bonzende winegumachtige bult slijm.

In een vormloos vest op een kussentje zit ik met mijn rug tegen de verwarming aan. Het is vakantie en in mijn geval betekent dat altijd maar één ding: ik word een dag of drie doodziek. Koorts, hoofdpijn, verkouden, de hele rataplan komt uit de kast. Op één of andere manier pleeg ik gedurende de lesweken blijkbaar altijd roofbouw op mezelf. Niet dat ik daar dan last van heb! Integendeel, ik studeer me vrolijk een slag in de rondte. Maar of dat nou altijd verstandig is?
En ligt dat nou aan mijn houding van nait soez’n moar werk’n of is het Minerva eigen? De waarheid zal wel ergens in het midden wonen. De academie is over het algemeen gevuld met studenten die vervuld zijn van wat ze doen: kunst maken, kunst zijn, kunst leven. Minerva fungeert daarin als een thuis waar je dit allemaal ten volste kunt ontwikkelen, onder begeleiding van (zoals Laura dat vorige week mooi zei) papa’s en mama’s.
Als een zevenjarige die in een zwembad springt, gooi je jezelf met tomeloze energie in een werk. Je zwemt als een dolle en geniet van elk moment, je benen worden zwaarder, maar dat maakt niet uit, nog maar eens tien keer van de glijbaan. Aan het eind lig je compleet uitgeput op je handdoek en wil je niets liever dan ordinair patat schransen terwijl de mayonaise blijft plakken aan je gerimpelde vingers. Slachtoffer geworden van je eigen enthousiasme? Of met 110 procent genoten?
Voor de vakantie staat er op mijn lijstje: tien films kijken en analyseren, een verslag schrijven, me verdiepen in theater van de jaren zestig, Misdaad & Straf lezen en een eigen opdracht formuleren aan de hand van het thema Tijd. Ach, liggend op de bank kan ik best een boek lezen of een film kijken. Die grote bonzende winegumachtige bult slijm in m’n hoofd negeer ik even en dan komt het allemaal best goed. Toch?

Tweedejaars Theatervormgeving Marie van Linschoten schrijft iedere week een column over Academie Minerva.