Het kan altijd erger.

Zes uur, etenstijd, maar ik ben niet rustig voordat het op is. Mijn hand verdwijnt steeds dieper in de zak, tot ik mijn ellenboog niet meer kan zien. Chipsrestjes kleven aan mijn kin, vette kruimels spelen verstoppertje in de plooien van mijn oversized trui. De geur van bolognesekruiden vult de ruimte. Ik ben blij dat ik alleen ben. Het bovenste knoopje van mijn broek doe ik los. Niet lang daarop volgt het tweede.
Ik kijk niet naar de felgroene zak omdat zich enige schaamte van me meester maakt.
‘Is het ook fijn voor jou, schatje?’, probeer ik zachtjes.
De zak ritselt in een zwak protest.

Chipskruiden zijn onder mijn nagel gekropen en hebben er een dikke, groenige korst gevormd

Toegegeven, ik ga behoorlijk tekeer. Maar ja, er zit geen hersluitsticker bij. Wat moet een mens dan? Oprollen en weer in de kast leggen? Zo werkt de wereld niet, dat weet iedereen.
Uit moedeloosheid trek ik een blik bier open. Het schuim spuit en maakt mijn vingers vochtig als na een dronken plasbeurt. De schaamte groeit en ik neem een slok. Nog maar één, en dan nog eentje om het af te leren. Chipskruiden hebben zich verzameld onder mijn nagel en er een dikke, groenige korst gevormd. Eén voor één ga ik mijn vingers af met het puntje van mijn tong. Als ik hard genoeg wiebel, lukt het me om zo’n korstje los te peuteren. God, wat een genot. Dit is toch waar het leven voor bedoeld is, dat kan niet anders.
Met schaamrode kaken kijk ik uit het raam. Oogcontact vermijden met de zak die zich heeft opgerold om mijn pols. Buiten loopt een man in een oranje hesje. Man, man, man van de gemeente.

In de hoek gezet, strafwerk gekregen, afvalprikken op woensdagmiddag in een lullig hemd

Altijd met een zelfgerold sjekkie in de mondhoek. Altijd goedlachs, maar nooit goedgehumeurd. Lusteloos prikt hij met zijn stok. Eerst in een bultje vuilnis rondom de prullenbak en dan schijnbaar willekeurig tussen de struiken. In de hoek gezet, strafwerk gekregen. Afvalprikken op woensdagmiddag in een lullig hemd. Alles beter dan de kantine van de middelbare school stofzuigen omdat je weer eens stiekem een peukje had gerookt in de kleine pauze. Nog geen achttien, dus subiet gestraft. Ouders gebeld en stofzuigen. Met wat geluk nog de peuken van de bovenbouw in een vuilniszak knikkeren. Waarom zijn het altijd mannen, die mannen van de gemeente? Ik zie nooit een keer een dame die uitgerust met bierbuik, wijkende haargrens en prikstok op straat is gegooid. Na een korte maar leerzame training de buurt in. En schoonmaken maar.
De zak is leeg en mijn trui bevlekt. Ik neem nog een slok om de resten tussen mijn kiezen weg te wassen. Werkt helaas niet voor mijn schaamte. Gelukkig hoef ik geen afval te prikken. Het kan altijd erger.