Joepie, ik ben jouw groupie

Juf Ellen marcheert door D2.32, het grootste lokaal van de Pabo. Helemaal vol is het, geen wonder, want Juf Ellen is niemand minder dan de vermaarde dichteres Ellen Deckwitz (en, klein detail: Pabo-eerstejaars zijn verplicht aanwezig).
‘Oorlog’, stampvoet ze, ‘alle woorden die je te binnen schieten. Schrijf, schrijf, schrijf… en doorschrijven.’ De eerstejaars (acht klassen, waarvan twee vol zij-instromers) doen op 12 oktober keurig wat Ellen zegt. Daarna moeten de studenten zes zinnen schrijven, ook over oorlog, maar wel met een handicap. Wie wil weten wat die handicap is, moet zelf maar eens een lesje volgen.

‘Als je vijftien bent, 1 meter 35 en je beste vriendin heeft een groeispurt met alle hormonale gevolgen van dien, nou, dat gaat dan nog wel

‘Zo je m’n tips en trucs niet willen publiceren’, vroeg ze voordat de les begon, ‘anders prijs ik mezelf uit de markt.’ Maar dat is een beetje overdreven, want die tips zijn handig, grappig en ogenopenend, maar de lol van de les, zit hem vooral in de performance. Die is precies zoals docente Nederlands Mariska Venema de dichteres heeft aangekondigd: ‘Wie zou jullie beter kunnen onderhouden over poëzie dan Ellen Deckwitz?’
‘Jullie kennen het elfje? Mooi zo, dan doet we dat niet, want dat is zooo saai.’
‘Het vooroordeel over poëzie, naast dat het stoffig en duf is, is dat je zo’n vijftig jaar literatuurgeschiedenis moet hebben gestudeerd voordat je er iets over mag zeggen.’
‘Ik hoor al dat jullie allemaal hoogbegaafd zijn, dus pak pen en papier er maar even bij.’
‘Mijn ouders waren van die hippiegekkies, ik las drie boeken per week en het was in Twente, dus om nou te zeggen dat ik er echt bijhoorde…’
‘Als je vijftien bent, één meter 35 en je beste vriendin heeft een groeispurt met alle hormonale gevolgen van dien, nou, dat gaat dan nog wel. Maar als er dan iets nóg ergers gebeurt, het ergste van het ergste. Ze krijgt een relatie! Herken je dat? Dat ze ineens zomaar twee volle maanden van de aardbodem is verdwenen?’ Tientallen vingers gaan de lucht in en Ellen declameert Je Hebt Me Alleen Gelaten van Hans Lodeizen, het eerste gedicht dat voor haar meer deed dan de light verse die ze kende.

‘Leuk, Tobias, maar waar zit het gevoel… hmn, dan geven we nu het woord aan iemand die de opdracht wel heeft begrepen’

Vriendschapsverdriet. Dat je zomaar een woord mag maken voor iets wat wel bestaat maar nog geen naam heeft, dat voelt een beetje als rechtvaardigheid.’
‘Kinderen vinden het leuk om gedichten te maken, vooral als je ze vertelt dat ze mogen liegen. Liegen is op die leeftijd totaal verboden. Maar bij dichten mag het, graag zelfs. Liegen dat het gedrukt staat.’
‘Dames, dames, sssh, sssh, sssh.’
‘Ik was gegrepen door De Mooie Bakker van Jan Glas. Toen was hij ineens ergens waar ik ook was. Ik naar hem toe, zo van joepie, ik ben je groupie – ik ben niet zo van het rijmen, maar, ach. Alles gelogen, echt alles, het was niet eens een bakker, lachte hij. Van dat brood ontdooien in het donker was ook niets waar.’
‘Leuk, Tobias, maar waar zit het gevoel… hmn, dan geven we nu het woord aan iemand die de opdracht wel heeft begrepen.’
‘Wat? Zei ik vijf minuten voor deze opdracht? Nu zeg ik drie. Ik heb het recht om inconsistent te zijn, daarvoor word ik betaald.’
‘Die post-its van tegenwoordig. Die zijn na even plakken totaal dood. Ik moet even zoeken, doe even wat voor je zelf.’

Leuk gezegd, maar wat hebben we eraan?
Onder deze titel spreekt Ellen Deckwitz op maandag 16 oktober in het Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen, aanvang 20:00 uur.