Lopen.

De eerste keer dat ik de 4 Mijl liep was ik veertien. Nog nooit eerder had ik meegedaan aan iets wat ook maar leek op een hardloopwedstrijd en hoewel het alweer tien jaar geleden is, weet ik vrij zeker dat ik toen een bloedhekel had aan hardlopen. Coopertesten zaten nog vers in mijn geheugen en ik heb geloof ik nog nooit iemand horen zeggen dat-ie die dingen géén kwelling vond.

Steeds weer liep ik hem, soms met een uitgebalanceerde training, af en toe helemaal zonder

Toch ging ik mijn best doen en daadwerkelijk trainen. Wist ik veel hoe het was om 6,4 kilometer te lopen. Maar het lukte en uiteindelijk had ik die mooie medaille om m’n nek. Mijn hekel aan hardlopen ging daarna op een zachter pitje, want de zes daarop volgende jaren deed ik weer mee. Soms mét een uitgebalanceerde training, af en toe helemaal zonder. Als rebelse tiener met te weinig motivatie om ook maar iets in het leven te doen, gaat het soms zo dat je trainen vergeet. Oeps. En toen stopte het. Misschien kwam het door het studentenleven, of door de almaar stijgende prijs, maar er een paar jaar schoot de 4 Mijl erbij in. Tot afgelopen zondag.
Met een warme zon zo fel dat ik weinig zag, stond ik toch weer op de vertrouwde plek: de startkooien van de 4 Mijl. Nerveus strikten de mensen om me heen nog een keer hun veters en liepen ze wat kleine stukjes heen en weer. Achter mij doet een groepje nog wat jumping jacks om goed warm te worden. Vragend kijk ik naar mijn moeder, moeten wij ons ook niet een beetje inlopen? Haar gezicht vertelt me dat ze daar net zo weinig zin in heeft als ik. Het best wel verstandige opwarmmomentje laten we achterwege.

Langzaam hobbelen we op weg, aangemoedigd door mensen die het leuk vinden om ons te zien sterven

Het is haar schuld dat ik in dit startvak sta. Goed getraind zou ik ons niet willen noemen, maar gezellig is het wel. De weken hiervoor hebben we niet veel gelopen, maar áls we gingen, gingen we samen. Dat die trainingen altijd eindigden op een terrasje, maakten een en ander misschien minder effectief, maar wel heel leuk. Ik schrik me dood als het startschot klinkt. Langzaam hobbelen we op weg. We worden aangemoedigd door intens veel mensen die het leuk vinden om ons te zien sterven. Hier en daar klinkt muziek die ons gehijg naar de achtergrond verdrijft. De zon laat het voelen alsof we rennen door de Sahara, toch lopen we best lekker.
Als de laatste paar honderd meter eindelijk in zicht komen, zijn er nog steeds mensen. Nu dragen ze ons op handen en geven me het gevoel dat ik zweef. Een aanmoediging links, een spandoek rechts, je voelt die medaille al bijna om je nek hangen. Bijna, want je rent de Herestraat in, dé heuvel van de stad. Dus ploeteren we nog even door. Gelukkig is de Herestraat niet superlang, en eindelijk is hij in zicht: de finish.