Meester Bananaaaa!

Vandaag staat er een lesje spelling op het programma. Ik leer de leerlingen wanneer ze au moeten schrijven en wanneer ou. Nou ja, leren… De methode geeft aan dat het weetwoorden zijn. Het is de kunst om ze vaak aan te bieden. Na een tijdje weten de leerlingen gewoon of het ou of au is.
Soms komen er woorden langs waarvan ik de betekenis nog even moet vertellen.
‘Wie of wat is de paus?’
Slechts één leerling durft het aan en steekt zijn vinger op.
‘Volgens mij is het familie van de pauw. Dus het moet wel een dier zijn!’

In de pauze eet ik een banaan.
‘Eet niet verder, anders groeit u boven de deur uit!’

Ik complimenteer de jongen met z’n gedachtegang. Wanneer ik een foto van de paus laat zien, stel ik een paar leerlingen flink teleur. De paus is geen dier maar een oude opa.
In de pauze eet ik, zoals zo vaak, een banaan. De kleuters die dat zagen zeiden altijd: Bananaaaa! Net als de Minions.
Ik vond dat altijd erg hilarisch en gilde net zo hard mee: Bananaaaa!
Leerlingen in groep 4 reageren anders op het zien van een banaan etende meester.
‘Meester, wat heeft u een grote banaan!’
‘Eet niet verder, anders groeit u nog boven de deur uit!’
Een ander leerling reageert koeltjes.
‘Ach, nee joh, meester is grote meneer, hij moet grote banaan eten.’
Dat stemt mij tevreden en ik geef hem een high-five. Deze jongen komt er wel! Nu alleen nog aan zijn grammatica werken. Maar ach, het is nog maar een kind van zeven.