Meester Rode Wangetjes.

Rekenen geven is leuk. De stof is voor mij gesneden koek en daarin schuilt een probleem: soms kan ik me moeilijk voorstellen dat de leerlingen bepaalde zaken niet begrijpen.
‘98 – 100 – 102, rara, wat gebeurt hier telkens?’
Op een paar leerlingen na, kijkt de klas mij vragend aan. Omdat ik niet als een gefrustreerde chagrijnige leerkracht over wil komen, zet ik mijn stokpaardje in. Niet vertellen, maar spelen. Ik pak m’n bak met nepgeld.
‘Ha! Nu ben ik een superrijke man!’
De hele klas lacht en kijkt verwachtingsvol toe wat meester gaat doen.

Achteraf denk ik: ik had hem applaus moeten geven, of een sticker

‘Ja, ik heb hier een briefje van 200 maar dat wil ik verdelen over vier kinderen. Hoe pak ik dat aan?’
‘Door te wisselen met de bank, meester!’
‘Goed gevonden! Wil jij de bank spelen? Kom maar naar voren, jongeman!’
En zo ontstaat er een toneelstukje waarin de leerlingen leren rekenen (In m’n stageverslag kan ik opschrijven: interactieve methodiek waarin leerlingen zich het rekenen betekenisvol eigen kunnen maken.)
Spelling en grammatica, voor een aspirant-meester is het leerdoel om de leerlingen het te laten uitleggen.
‘Wie kan me uitleggen wat ze met het bijvoeglijk naamwoord bedoelen?’
‘Dat kun je vóór een zelfstandig naamwoord zetten’, zegt X, ‘maar je kunt het ook weglaten.’
Achteraf denk ik: ik had hem applaus moeten geven, of een sticker, want hij doet dit prima.
‘Heb je ook een voorbeeld?’
‘De lieve meester, dan is ‘lieve’ het bijvoeglijk naamwoord!’
‘Leerling X, doe nou niet zo lief! Dan moet ik blozen en krijg ik rode wangen.’
‘Maar die heeft u al!’
‘Ja, al de hele dag!’, roept een ander.
‘Oow, maar dadelijk denken jullie nog dat ik verliefd ben!’
‘Maar dat bent u toch ook?’
‘O ja… dat is ook zo. Eh, oké… pak je schrift, we gaan verder.’