Nog lang niet jarig.

Het leven is wreed. Soms besluit het leven dat je even geen geluk hebt. In mijn geval heeft het leven besloten de tentamenperiode na mijn verjaardag te plannen. En dan bedoel ik pal na mijn verjaardag. Wanneer deze column gepubliceerd wordt, zit ik in de beruchte Aletta Jacobshal op Zernike. Omgeven door de intimiderende oranje muren die je laatste greintje zelfvertrouwen voor het tentamen eruit persen. De verjaardag van mijn twintigste levensjaar heb ik grotendeels studerend doorgebracht.
Verjaardagen, het blijft een raar iets. Of beter gezegd, het wordt een raar iets naarmate de tijd vordert. Als kind was elke verjaardag een feest. Mijn verjaardag begon steevast met cadeautjes op het bed bij mijn ouders. Voordat het tijd was voor cadeautjes kregen we eerst thee met een biscuitje, een onderdeel van de verjaardag dat naar mijn mening afgeschaft mocht worden. De thee was altijd Earl Grey. Earl Grey, ik haat het. De bittere, middelmatige smaak die doet denken aan de thee die werd geschonken in de rust van koude voetbalwedstrijden. De thee die zo verschrikkelijk heet was dat je hem pas aan het eind van de rust normaal kon drinken waarna je weer geconfronteerd werd met de smaak die je aan de leegte van het bestaan deed denken, enfin ik dwaal af.

Het is spuug in het gezicht waarbij het speeksel vermengd is met een klomp modder en stukjes hondenpoep.

Wanneer het dan eindelijk tijd was voor het cadeau, was het negen van de tien keer een LEGO-kasteel dat natuurlijk meteen in elkaar gezet moest worden. ’s Middags kwam de visite die hopelijk nog meer speelgoed meenam om mijn materialistische verlangens te bevredigen. Daar mochten de kinderen die op visite kwamen ab-so-luut niet mee spelen, ondanks hun argument ‘dat ik er altijd nog mee kon spelen’. Misschien verklaarde mijn houding dat er elk jaar minder mensen kwamen.
Naarmate ik ouder word, en god, ik voel me echt een oude lul terwijl ik dit schrijf, wordt het vieren van een verjaardag toch minder. Weg is de spanning voor de cadeaus. Wat ervoor in de plaats komt, is het besef dat je weer een jaar ouder bent en daarmee ook een jaar dichter bij de dood. Het feit dat de dood snel kan komen, werd afgelopen week maar weer eens bevestigd. Beloofd is beloofd: ik zou deze week geen depressief makende column schrijven, alleen was de week er wel naar. De aanslag op Charlie Hebdo was spuug in het gezicht van de vrijheid van meningsuiting. Nee, eigenlijk is het nog erger dan spuug in het gezicht. Het is meer spuug in het gezicht waarbij het speeksel vermengd is met een klomp modder en stukjes hondenpoep. Zie je het al voor je? Goed zo, hou dit beeld nu vast en laat het even op je inwerken. Klaar? Mooi. Nu is het hopelijk duidelijk hoe erg deze aanslag was en hoe groot mijn afgrijzen is.

Het leven is wreed. De cartoonisten van Charlie Hebdo hebben het letterlijk aan den lijve ondervonden. Ze zijn vermoord omdat hun tekeningen iemand kwetste. Het is te absurd voor woorden. Wat kan ik erover zeggen? Ik wil zeggen dat ik er kwaad, verdrietig en radeloos van word, maar het lijkt me beter om even stil te zijn. Stil voor Charlie.