Volstrekt geen ID in Groningen.

In de afgelopen tweeënhalf jaar bestond ik niet. Mijn ID-kaart is sinds 2013 verlopen, en omdat ik 51 euro wel erg veel geld vind voor een kaartje met mijn eigen foto erop, heb ik nooit de moeite genomen om een nieuwe pas te regelen. Deze koppigheid heeft me de nodige moeilijkheden opgeleverd. Zo heb ik moeten toekijken hoe een bliepmiep van de Lidl de zestien halve liters die ik wilde afrekenen klunzig opstapelde naast de kassa. Een publiekelijke inbeslagname. De onfeilbare adelaarsogen van een kassière hadden mijn leeftijd binnen vijf seconden toch aardig nauwkeurig ingeschat. Nét niet oud genoeg om zonder bewijs van bestaan ongestraft een tray bier te kopen.

Het meisje achter balie 22 kijkt naar het pasfotootje dat ik haar toeschuif en drukt op een belletje

De kortpittige kapsels die er tijdens examens op toezien dat al het papierwerk in orde is, zijn al even onverbiddelijk. Na een vrij snelle inspectie van mijn meegebrachte documenten, tellende één studentenpas, bonjourde één van hen me laatst de zaal uit. Tijdens mijn walk of shame naar de uitgang las ik in de ogen van m’n klasgenoten de venijnige boodschap: sukkel, haal dan ook een nieuwe ID-kaart op.
Bezweken voor die groepsdruk, zit ik niet lang daarna op een verrassend comfortabele loungebank in het o zo mooie gemeentehuis, turend naar een oersaai interieur: twee kleine. ronde tafeltjes, met daartussenin een rechte lamp. De interieurdesigner zal het ongetwijfeld een ‘gedurfd contrast’ noemen. Het meisje achter balie 22 is nog in opleiding, ze kijkt onzeker naar het pasfotootje dat ik haar toeschuif. Ze drukt op een belletje. In een vaartje komt er een bovengeschikte aanrollen op haar bureaustoel.
‘ID-kaart aanvragen?’

Voordat ik het principe van de struggle tot stufidag kan uitleggen, brengt ze me tot zwijgen met haar snerpende zuidpoolstem

Ik knik beleefd terwijl haar vreugdeloze stem mijn armharen overeind doen staan. Ze hannest wat op een stokoude computer en dan is het tijd om te betalen. Het pinapparaat ligt al op de balie. Strak kijkt de boze ijskoningin me aan, haar blik hard, leeg en dodelijk. Zaken zijn zaken, dus ik betaal, maar na een paar seconden klinken gevreesde tonen. Geen saldo. Het gesnuif van de bureaustoelrolster geeft me een naar gevoel, alsof ze me duidelijk wil maken dat ze zojuist mijn dna heeft aangetroffen op de slachtoffers van een lang gezochte brute lustmoordenaar. Ik, dus. Voordat ik kan beginnen aan de uitleg van het principe van de struggle tot stufidag, legt ze me het zwijgen op met haar snerpende zuidpoolstem.
‘Nou, dan kan het feest niet doorgaan, hè?’

Ik probeer te communiceren, maar de Sint Petrus van het helse ijspaleis heeft al een knopje ingedrukt

Snel een vriend wat geld laten overmaken is niet toegestaan, zo geeft de diepvriezer op vijf wieltjes me te kennen. Het geld moet per direct worden betaald, en zeker niet over een minuutje of twee. Tijd is geld. Ik kijk het jonge meisje, een bovengeschikte to-be, even aan, maar zij kan me ook niet helpen. Platgeslagen door de bureaucratische hamer en gehesen in een strak maar formeel broekpakje zit ze aan de andere kant van de balie. Al is er geen glas dat ons scheidt, écht contact is niet mogelijk. Snel probeer ik nog de paar bladzijden die ik gelezen heb uit Vernor Vinges Singularity (een essay over kunstmatige intelligentie), voor de geest te halen. Ik moet tóch proberen om met ze te communiceren. Maar de Sint Petrus van dit helse ijspaleis heeft inmiddels een knopje ingedrukt, waardoor het volgende patiënt achter me staat, klaar voor een behandeling net ónder het absolute nulpunt. Als ik van de balie wegloop wens ik hem sterkte.
Mijn volgende afspraak met de gemeente staat inmiddels gepland. Thermo-ondergoed is bij de Lidl gelukkig erg goedkoop.

Foto: Harley D. Nygren