Voor de klas: Anet de Greef-Doornbos

In de rubriek ‘Voor de klas’ vragen we docenten naar hun drijfveren, ervaringen en meningen over de Hanzehogeschool. Anet de Greef-Doornbos werkt vijftien jaar bij de Hanze. Ze geeft les op het Honours College en de opleiding Communicatie. ‘Cijfers geven, daar geloof ik niet in.’

anet doornbos-IMG_1174

Wat is het leukst aan het vak van docent?
‘Ik zeg altijd dat ik geen docent ben. Ik ben gewoon Anet en ik hoop mensen te inspireren om te leren zodat ze nieuwe inzichten verwerven. Interactie en humor zijn hierbij van groot belang. Ik geloof dat je een verschil kunt maken en een beter mens kunt zijn als je gewoon contact maakt met de mensen om je heen. Echt contact maken met mensen vind ik heel mooi. Samen met elkaar kun je namelijk veel bereiken. Ik leer zelf ook nog steeds van iedereen om me heen. Interacties met anderen mogen schuren, dan is er beweging. Bijvoorbeeld wanneer iemand zich verbaast over wat een ander zegt, of het er niet mee eens is.

Het huidige systeem van het geven van cijfers, daar geloof ik niet in

‘Er ontstaan bij mijn interacties met studenten soms ook ongemakkelijke momenten. Vooral wanneer studenten niet meer weten wat ze moeten doen, ze mij vragen hoe ze verder moeten en ik aangeef dat ik het ook niet weet. Dan schrikken ze helemaal. Maar soms weet ik het ook echt niet, omdat ik heilig geloof dat als je samen in een project zit, je ook samen op zoek gaat naar bevindingen.’

Wat zijn de mindere kanten van het docentschap?
‘Het huidige systeem van het geven van cijfers, daar geloof ik niet in. Ik vind het moeilijk dat je studenten aan het eind van de rit een concreet cijfer moet geven. Een product dat studenten opleveren, een website die ze hebben gemaakt of een gesprek dat ze hebben gevoerd, soms is het resultaat niet top of the bill. Maar daar gaat het mij niet om, ik vind de reflectie op het proces en de inzichten die tijdens het proces worden opgedaan vele malen belangrijker. Dat wordt het systeem waar we nu in zitten nog niet voldoende meegenomen. Gelukkig begint de procesgerichte evaluatie langzamerhand wel steeds meer een rol te spelen in het onderwijs.’

Wat kenmerkt je als docent?
‘Ik denk dat ik humoristisch, persoonlijk en gedreven ben, maar je kunt beter aan mijn studenten vragen hoe ze mij zien. Ik hoor regelmatig dat ze me wel veeleisend vinden. En studenten die ik niet meer begeleid, laten vaak weten dat ze me missen. Ik denk dat dat een goed teken is, dat ze zich herinneren hoe ik met hen heb gewerkt. Ik doceer niet, ik werk met studenten samen. Hierbij ga ik heel associatief te werk. Dan ga ik door op de inbreng van studenten, maar ik probeer wel altijd duidelijk terug te komen bij de opdracht waar we mee bezig zijn.

Studenten moeten in het begin vaak wennen aan mijn manier van lesgeven

‘Ik laat heel veel gewoon gebeuren in de groep, terwijl ik zelf heel duidelijk weet waar we naartoe moeten werken. Studenten vinden me hierdoor soms chaotisch, maar ik zorg er wel altijd voor dat ik aan het eind van de rit de rode draad weer oppak. Studenten moeten in het begin vaak wennen aan mijn manier van lesgeven. Volgens mij zijn ze gewend zijn aan ‘frontale’ lessen, met PowerPoints en zo. Bij ons staan alle slides op Blackboard, maar ik gebruik ze bijna nooit. De toetsing staat bij mij natuurlijk wel altijd vast en dit maak ik mijn studenten ook duidelijk om ze gerust te stellen.’

Wat vind je van de Hanzehogeschool?
‘De Hanze biedt me alle kans om te veranderen en om na te denken over onderwijs. Er wordt ook veel scholing gegeven aan medewerkers. Ik zie zelf de mogelijkheden en kan deze ook sturen, daarom heb ik hier een hele goede tijd. De Hanze is erg ontwikkelingsgericht, dat vind ik mooi.’

Wat zou beter kunnen?
‘Ik heb de vrijheid gekregen en genomen om niet alleen les te geven, maar ook van anderen te leren. Als we binnen de Hanze nog meer vertrouwen krijgen en het huidige leersysteem los durven te laten om te kijken wat er anders mogelijk is… dan kunnen er mooie dingen tot stand komen. Ik zie dit hier en daar al gebeuren, maar initiatieven worden toch heel vaak weer ingekapseld in een bepaald systeempje om er maar grip op te krijgen. Het hokjesdenken, de uren- en cijferregistraties en de verschillende systemen binnen de verschillende schools vormen een belemmering voor onderwijsinnovatie.

De huidige lichting studenten heeft meer behoefte aan bevestiging dan eerdere generaties

‘Als we echt een open learning community nastreven, zou je veel sneller moeten kunnen schakelen. Je zou er bijvoorbeeld voor moeten kunnen zorgen dat medewerkers mee kunnen doen aan een onderwijsinnovatietraject zonder dat daarvoor eerst met allerlei teamleiders gesproken moet worden. Ik hoop dan ook dat onderwijsinitiatieven zich in de toekomst in een wat hoger tempo verder kunnen ontwikkelen.’

Hoe ziet je ideale hogeschool eruit?
‘Dan zou er geen school, in de zin van een onderwijsinstituut, meer zijn. Eerder open, multidisciplinaire leergemeenschappen waarin iedereen van elkaar leert en het werkveld, alle lagen van de bevolking en alle leeftijdsgroepen allemaal gerepresenteerd zijn. In de gemeenschap zou je dan een soort mentor moeten hebben die jou begeleidt en een centrale rol speelt in de leergemeenschap. Dit gebeurt al een beetje in hoe wij werken bij Futures Literacy (een initiatief van de Hanze en UNESCO, red.). Dat is een soort prototype waarvoor ik graag een breder en divers publiek zou willen hebben.’

Wat valt je op aan de huidige lichting studenten?
‘De eerstejaars die binnenkomen zijn nog heel schools. Ze verwachten het antwoord van mij, dat ik ze wel vertel hoe ze iets moeten doen. Ik durf niet te zeggen of dit voor ouderejaars nou ook zo geldt. Maar de laatste paar jaar wordt de tendens sterker dat ik als docent iets goed moet vinden voordat studenten denken dat ze verder kunnen. De huidige lichting studenten heeft meer behoefte aan bevestiging dan eerdere generaties. Om studenten uit hun comfortzone te trekken, moet ik dan ook beter mijn best doen dan een paar jaar geleden.’

Foto: Luuk Steemers